Wtp vergt beter modelrisicomanagement

Door Erik Kooistra, October 2024

In de pensioensector is de afhankelijkheid van modellen aanzienlijk. Modellen helpen onder andere bij het nemen van belangrijke strategische beslissingen, het berekenen van actuariële pensioenverplichtingen en het uitvoeren van ALM-analyses en risicobeoordelingsanalyses.

Met de introductie van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) neemt de afhankelijkheid van modellen nog verder toe, wat de noodzaak tot gedegen modelrisicomanagement vergroot. Dit is het proces waarmee pensioenfondsen risico’s beheersen die gepaard gaan met het gebruik van modellen. Modelrisico is het risico dat een model niet de juiste uitkomsten levert vanwege onjuiste aannames, gebrekkige data, een onjuiste implementatie of verkeerd gebruik van het model. Voor pensioenfondsen betekent dit dat strategische beslissingen mogelijk gebaseerd kunnen zijn op incorrecte of vertekende informatie, met mogelijk verstrekkende financiële gevolgen.

Het huidige modelrisicomanagementraamwerk van de Pensioenfederatie, dat in 2015 werd opgesteld en in 2021 werd herzien, biedt pensioenfondsen een basis. Mijn vraag is of dit raamwerk nog voldoende is in de nieuwe situatie, waarin de Wtp leidt tot meer complexiteit van regelingen die pensioenfondsen moeten gaan aanbieden aan deelnemers. Hierdoor veranderen de doelstelling, de omvang en de reikwijdte van de huidige modellen. De kwetsbaarheid ligt vooral bij de nieuwe toepassing van bestaande en nieuwe modellen door de transitie.

Het servicedocument van de Pensioenfederatie

Het modelrisicomanagementraamwerk dat vaak wordt gehanteerd door pensioenfondsen komt voort uit het servicedocument van de Pensioenfederatie. Dit document geeft richtlijnen voor het opzetten van een modelgovernancestructuur, het integreren van modelrisico in strategische besluitvorming en het vaststellen van standaarden voor het gebruik van modellen. Het modelrisico governanceraamwerk, zoals afgebeeld in Figuur 1, biedt pensioenfondsen een eerste aanzet om verantwoordelijkheden helder te definiëren en modelrisico’s te identificeren.

Toch roept de complexiteit die de Wtp met zich meebrengt nieuwe vragen op. Zijn deze standaarden nog toereikend voor de modellen die nodig zijn voor de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel? Modellen die eerder goed functioneerden, moeten nu opnieuw worden geëvalueerd en aangepast naar de nieuwe omstandigheden. Deze verandering zorgt voor extra risico, vooral voor pensioenfondsen die niet zelf hun modellen beheren, maar afhankelijk zijn van externe dienstverleners. Hierin schuilt een groot modelrisico: de modellen die door verschillende partijen worden gebruikt, zijn vaak gebaseerd op andere aannames en ontwerpkeuzes, waardoor dezelfde input kan leiden tot verschillende uitkomsten en beslissingen.

Figuur 1: Model risk governance raamwerk vanuit servicedocument Pensioenfederatie

Relevante modellen in de Wtp-transitie

Binnen de Wtp-transitie zullen enkele modellen bijzonder relevant zijn op het gebied van modelrisico (zie Figuur 2), bijvoorbeeld de netto profijtberekeningen, die bepalen hoe bestaande rechten worden omgezet naar de nieuwe regeling, gebaseerd op scenario’s van De Nederlandsche Bank (DNB) die gegenereerd zijn met het CP2022-model van de Commissie Parameters. De keuzes die in deze modellen worden gemaakt, zullen een grote impact hebben op de pensioenen van deelnemers.

Daarnaast spelen risicopreferentieonderzoeken (RPO) een belangrijke rol. Deze onderzoeken, uitgevoerd door externe bureaus, bepalen de risicohouding van deelnemers op basis van modelmatige aannames. Fouten of verschillende aannames in deze modellen kunnen leiden tot verschillende modeluitkomsten wat vervolgens weer kan leiden tot risicovolle strategische keuzes.

Figuur 2: Relevante modellen binnen Wtp in termen van modelrisico

Ook de modellen achter de solidaire en flexibele premieregelingen zijn cruciaal. In de solidaire premieregeling moeten fondsen keuzes maken over toedeelregels voor rendementen en omgaan met de gevolgen van micro- en macrorisico’s zoals het langlevenrisico’s. De gehanteerde methodes, zoals de Ortec-methode in de uitkeringsfase, moeten nauwkeurig worden onderbouwd om te garanderen dat de uitkomsten evenwichtig en robuust zijn. In de flexibele premieregeling spelen de verbindingen tussen vermogensbeheer en pensioenadministratie een belangrijke rol. Omdat deelnemers in dit geval individueel herleidbare participaties hebben, moeten de implementatie en gegevensregistratie foutloos verlopen.

Deze beslissingen en modelkeuzes hebben verstrekkende gevolgen voor de pensioenen van deelnemers. Om deze risico’s te beheersen, moeten pensioenfondsen ervoor zorgen dat de modellen die ze gebruiken, nauwkeurig en betrouwbaar zijn. Een essentieel onderdeel hiervan is het gebruik van plausibiliteitscontroles, zoals aanbevolen door DNB. Deze controles helpen pensioenfondsen te verifiëren dat de modellen de juiste resultaten leveren, wat vooral in de context van de Wtp-transitie van groot belang is.

De modelrisicokwetsbaarheden liggen vooral bij de nieuwe toepassing van bestaande en nieuwe modellen door de transitie. Dit wordt extra lastig controleerbaar te houden als een pensioenfonds niet zelf de modellen in huis heeft. Een bijkomend probleem is dat fondsen vaak vertrouwen op ISAE-verklaringen van hun dienstverleners, die alleen beoordelen of processen juist worden gevolgd. Dit geeft echter geen garantie dat de gebruikte modellen zelf accuraat en volledig zijn.

Het risico ontstaat vooral doordat verschillende dienstverleners eigen ontwerpkeuzes maken voor hun modellen, wat kan leiden tot uiteenlopende resultaten en beslissingen. Het gebruik van gevoeligheidsanalyses, die de uitkomstendistributies van verschillende modellen in kaart brengen, is een cruciaal instrument om deze risico’s te beheersen.

Onmisbare modelgovernance elementen

Pensioenfondsen bevinden zich in een overgangsfase die nieuwe en complexe modelrisico’s met zich meebrengt. Het is van vitaal belang dat fondsen hun modelrisicomanagement up-to-date houden en zorgen voor robuuste validatie en monitoring van de modellen die ze gebruiken. Zo kunnen specifieke modelgovernance-elementen vanuit andere sectoren onmisbaar zijn bij de monitoring van modellen. Denk hierbij aan elementen zoals modelinventaris, modeleigenaarschap, modelgoedkeuringsbeleid, modeldocumentatie en validatierapportages. Hiervoor verwijs ik graag naar ons paper, wat hier verder op ingaat. Bovenal is er meer aandacht en capaciteit nodig voor modelvalidatie om te voldoen aan de behoefte van de modellen door de transitie.

Conclusie

De beslissingen en modelkeuzes bij pensioenfondsen hebben verstrekkende gevolgen voor de pensioenen van deelnemers. Naar mijn idee is het huidige modelrisicomanagementraamwerk van de Pensioenfederatie niet meer toereikend door nieuwe en complexe modelrisico’s die ontstaan vanuit de Wtp. Daarom is er een herziening nodig om te zorgen dat dit raamwerk voldoet aan de eisen van het nieuwe pensioenstelsel. De inzet van onafhankelijke modelvalidatie, gevoeligheidsanalyses en continue monitoring is cruciaal om de financiële zekerheid van pensioenfondsen en hun deelnemers te waarborgen.